Het Engels Klooster.
Wijsheid, levenskunst, spiritualiteit, mystiek
In de twee kloosters die Sacred Books | Secret Libraries toegankelijk maakt voor bezoekers leven twee actieve gemeenschappen: de broeders karmelieten en de zusters kanunnikessen van Windesheim. Sacred Books | Secret Libraries streeft ernaar de bezoeker te laten kennis maken met hun levenswijze in het verleden én vandaag. Een levenswijze, die misschien anders is dan die van de modale burger, maar toch zoveel levenswijsheid bevat. Met een term die in het verleden vaak gebruikt werd: zij hebben een eigen 'spiritualiteit', en daar kunnen we ons wel een beetje aan inspireren. Daarom hieronder enkele steekwoorden...
"We leven in de geest van afzondering, bezinning, gebed en gemeenschap. We volgen de Regel van Augustinus, met grote nadruk op de eenheid in onze gemeenschap."
Zr. Mary Aline, priorin
Een tekst van Thomas van Kempen
Over het verwerven van de vrede, en de ijver om vooruitgang te doen (Boek 1, hoofdstuk 11; vert. Holyhome.nl, lichtjes aangepast)
Deze tekst dateert uit de veertiende eeuw en moeten we als een tijdsdocument benaderen. Maar hoogst zinvol lijkt wel de uitnodiging om de eigen vrede te verzorgen (vv. 4-5) om die dan te kunnen bezorgen aan anderen (v. 6), door te vereenvoudigen en niet zoveel behoeften na te lopen (vv. 1-3).
"1. Wij zouden veel vrede genieten, indien wij ons niet wilden bemoeien met woorden en daden van anderen, en met dingen die niet aan onze zorg behoren. Hoe kan iemand lang in vrede blijven, die zich met andermans bekommernissen inlaat, die gelegenheden zoekt, die verstrooiing bijbrengen, en weinig of zelden ingekeerd leeft. Zalig zijn de eenvoudigen, want zij zullen veel vrede genieten. 2. Waarom zijn sommige heiligen zo volmaakt geweest en zo ingetogen? Omdat zij zich beijverd hebben te sterven aan hun aardse lusten: en daarom hebben zij met alle innigheid van hart God kunnen aankleven, en ongehinderd met hun vrede bezig zijn. Maar wij, wij hebben te veel werk met onze driften, en zijn te zeer bekommerd om vergankelijke dingen. Zelden ook overwinnen wij ten volle een enkele ondeugd, en hebben geen ijver om dagelijks vooruit te gaan: daarom blijven wij lauw en koud. 3. Waren wij aan onszelf volkomen onthecht en inwendig niet in verwarring, dan zouden wij ook de goddelijke dingen kunnen smaken, en iets van de hemelse beschouwing kunnen proeven. Maar het enige, ja het allerzwaarste beletsel is, dat wij, verslaafd aan onze driften en begeerlijkheden, geen moeite doen om de volmaakte weg van de heiligen op te gaan. En als er ons een weinig tegenspoed overkomt, laten wij te haastig de moed zinken en keren wij ons naar menselijke troost. 4. Indien wij ons best deden, om, als dappere mensen, pal te staan in de strijd, voorzeker zouden wij de hulp Gods van de hemel op ons zien nederdalen. Want Hij is bereid te helpen die strijden en op zijn genade betrouwen; en Hij zelf geeft ons de gelegenheid tot strijden, opdat wij zouden overwinnen. Indien wij de voortgang van het christelijk leven maar stellen in uitwendige gebruiken, dan zal onze godsvrucht spoedig een einde nemen. 5. Maar laat ons de bijl aan de wortel zetten, opdat wij, verlost van de driften, een vredevolle gesteltenis mogen bezitten. Indien wij ieder jaar maar één gebrek uitroeien, dan zouden wij spoedig volmaakt zijn. Maar nu integendeel bevinden wij dikwijls, dat wij er beter en helderder aan toe waren in het begin van onze bekering, dan na vele jaren geestelijk leven. Onze vurigheid en onze vorderingen moesten dagelijks aangroeien; en nu schijnt het iets bijzonders te zijn, als iemand een deel van zijn eerste vurigheid kan behouden. Indien wij in het begin maar een weinig geweld deden, wij zouden daarna alles kunnen doen met gemak en met genoegen. 6. Het is zeer moeilijk gewoonten af te leggen; maar het is nog moeilijker tegen zijn eigen wil in te gaan. Maar indien je nu in het kleine en lichte geen overwinning behaalt, wanneer zal je het meer moeilijke te boven komen? Weersta van in het begin je neiging en ontdoe je van de kwade gewoonte, opdat zij je niet gaandeweg tot groter moeilijkheid brengt. Ach! Indien je overdacht welke vrede je jezelf en welke vreugde je anderen zou bezorgen door je goed te gedragen, ik geloof dat je meer bezorgd zou zijn voor jouw geestelijke vooruitgang."
Of in het sappige Nederlands van toen...
Van vrede te vercrighen ende minne te vorderen. Capittel XI. — 1. Wi mogen veel vredes hebben, willen wi ons niet onderwinden ander luden woerden ende werken die ons nochtan niet an en gaen. 2. Hoe mach die lange in vreden bliven, die hem vermenghet mit vreemder sorgen,+die van buten oersaken soect, die luttel of selden hem | van binnen vergadert? 3. Salich sijn die eenvoudige, die veel vredes sellen hebben. +10a 4. Daer om hebben sommige heilighen also volmaect ende God scouwende geweest. 5. Want si altemael in hem selven ghestudeert hebben hem te ontbloten van allen aertschen genoechten, ende daerom so mochten si Gode aenhangen ende hem ghebruken vryliken mitten alre ynnersten des herten. 6. Wi becommeren ons alte veel mit eygenheit, ende wi worden alte veel onledich van vergancliken dingen. 7. Selden verwinnen wi oec volcomelic een ghebrec, ende tot dagelixsen voertganc en worden wy niet ontsteken; daer om bliven wi cout ende laeu. 8. Ende waert dat wi ons selven volcomelic gestorven waren ende van binnen met aertschen dingen niet becommert, so mochten wi oec godlike dinghen smaken ende van hemelschen dingen wat vernemen. +9. Dat isset al ende dat meeste hinder, want wi van | passien ende begheerlicheden niet vry en sijn, noch en arbeiden niet om in te gaen (voer) den volmaecten wech der heilighen. 10. Wanneer oec enighe cleyne wederheit ons toe coemt, so worden wi alte rasch of gheworpen. 11. Waert dat wy arbeiden als sterke mannen te staen inden stryde, wy souden volcomelic vernemen die hulpe des Heren op ons vanden hemel. 12. Want hi is bereit te helpen die stryden ende die hopen van sijnre gracien, die ons oersaken verwerft, op dat wi verwinnen souden. 13. Ist dat wi die voertganc der geestelicheit alleen setten in dese uutwendige settinghe, so sel onse ynnicheit te hants eynden. 14. Mer laet ons die bijl an die wortel setten, op dat wi ghereynicht worden van passien, soe moghen wi een vreedsamich herte besitten. 15. Waer dat sake, dat wi alle jaers een ghebrec uut roden, wi souden te hant + volmaecte | menschen worden. 16. Mer nu bevoelen wi dicwijl contrarie daer teghen, dat wi ons dicwijl vinden beter ende puerre hebben gheweest inden beginne onser beteringe dan na veel jaren onser professien. 17. Die vuericheit ende voertganc soude daghelics wassen, mer het duncket ons groot ist dat yement dat deel der eerste vuerricheit houdet. 18. Waert dat wi ons een cleyn ghewelt deden inden beginne, daer na souden wy dan alle dinghe mogen doen mit lichticheden ende mit blijsscappen. 19. Het is swaer een ghewoente te laten, mer het is swaerre teghen den eyghen wille te gaen. 20. Verwinstu cleyn ende lichte dinghen niet, wanneer selstu die grote dinghen verwinnen? 21. Stant dijn toeneyginge weder inden beghinne, ende verleer die quade ghewoente, +op dat si bi aventueren di niet en brengen | tot meerre swaerheit. 22. Och, of tu dat aendochtes hoe groten vrede du di selven makes ende anderen lude bliscap, du soudes sorchvoudiger wesen als ic vermoede di wel te hebben totten gheesteliken voortganc.