Het Engels Klooster

Het domein van het Engels Klooster aan de Carmersstraat wordt bijna vier eeuwen vrijwel ononderbroken bewoond door de Kanunnikessen van Windesheim. Het klooster is een goed bewaard en volledig ommuurd complex met een unieke koepelkerk en een ruime negentiende-eeuwse landschappelijke tuin. In het Engels Klooster leeft een gemeenschap van kanunnikessen die zich steeds hebben gewijd aan opvoedingswerk van meisjes (ze houden van bij de aanvang een pensionaat open waar ze Engelse katholieke meisjes opleiden) en aan gastvrij onthaal. Priester-dichter Guido Gezelle (1830-1899) was een tijdlang rector van het Engels Klooster en leraar aan de kostschool (boardingschool). In de spiritualiteit van de zusters zijn Thomas More - er bevindt zich een relikwie van hem in de kerk - en Geert Grote (Moderne Devotie) heel belangrijk. 

Op 26 februari 1628 kocht de Engelse Marie Lovell een ommuurd eigendom met boomgaard en huis (het voormalige passentenhuis Nazareth) in de Carmersstraat. Zo kwam het domein wat later in handen van de Engelse kanunnikessen van de Orde van de Heilige Augustinus (Congregatie van Windesheim), die al enkele jaren in Leuven verbleven, maar op zoek waren naar een nieuwe vestigingsplaats dichter bij Engeland.

Pas in 1647 beschikte de gemeenschap over voldoende middelen om een eigen kloostergebouw uit te bouwen waarin het voormalige passantenhuis Nazareth werd geïntegreerd. De zusters lieten een kloosterpand, refter, keuken, gemeenschapskamer en slaapcellen optrekken. De eerste kapel werd in 1650 afgewerkt maar een eeuw later, in 1736, werd opdracht gegeven tot het bouwen van een grote kerk met koepel. Deze keuze werd verdedigd als “ideale modelkerk om zwakke zusterstemmen beter te laten klinken”. De opdracht werd toevertrouwd aan de veelzijdige Brugse architect Hendrik Pulinx (1698-1781). De rijkelijk gestoffeerde koepelkerk in een classicistische architectuur is uniek voor Brugge. Priorin Lucie Herbert liet ook een grote pandgang bouwen. 

Vanaf 1766 is Mary More, directe afstammelinge van Thomas More, de nieuwe priorin. Zij slaagt erin het klooster doorheen de Franse Revolutie te loodsen. In 1794 vluchten de zusters naar Engeland, behalve twee zusters die de gebouwen bewaken en later terug aankopen. In 1802 kunnen alle zusters terug in het klooster wonen. Omdat de zusters teruggekomen waren uit Engeland noemde de bevolking het klooster van toen af ‘Engels Klooster’.

In 1843 werd opnieuw verbouwd: priorin Elisabeth Latham liet het pensionaat sterk uitbreiden. In die periode was Guido Gezelle geestelijk directeur van de zusters en leraar aan de kostschool. Hij woonde in een woning bij het klooster en is er in 1899 overleden.

De eerste Belgische priorin was Marie Stanislas Liefmans, een dochter van de bekende brouwersfamilie uit Oudenaarde. Ook zij breidde het klooster uit.

De zusters stopten in 1973 met de boarding school en kort na de eeuwwisseling met het opvangen van gasten in het gastenkwartier.

Het ‘Engels Klooster’ is het enige Engelse katholieke klooster dat, op de Franse Revolutie na, onafgebroken heeft gefunctioneerd en nog steeds bestaat. 

Klooster van Ongeschoeide Karmelieten

De karmelieten zijn reeds sinds de dertiende eeuw aanwezig in Brugge: de geschoeide karmelieten hadden een klooster aan de Carmersstraat. Maar onder impuls van de Spaanse Teresa van Avila (1515-1582) komt de hervormde orde van de ongeschoeide karmelieten tot stand. Het is Jan van het Kruis, een mysticus en religieus dichter, die voorstelt om als teken van een strenger kloosterleven geen schoenen meer te dragen. In 1593 werden de ongeschoeide karmelieten een zelfstandige orde en reeds in het begin van de zeventiende eeuw volgden stichtingen in de (Spaanse) Zuidelijke Nederlanden. In Brugge werd de vrouwelijke orde in 1626 gesticht en in 1630 de mannelijke orde.

In 1633 namen de Ongeschoeide Karmelieten hun intrek in een pand aan de Ezelstraat. Het hof van Uytkerke, dat uit de vijftiende eeuw dateert, is nog steeds geïntegreerd in het huidige klooster. De discalsen (of ongeschoeiden) kochten nog verschillende aangrenzende eigendommen aan en verbouwden aanvankelijk de bestaande gebouwen. In 1667 bouwden ze een nieuwe keuken, ziekenhuis en cellen, een jaar later een brouwerij en in 1686 een nieuwe kluis (of ermitage), achteraan in de tuin. Tussen 1688 en 1691 volgde een intensieve bouwcampagne: de kerk met een uitgebreid koor, een bibliotheek en een deel van het grote pand. De refter en de gastenkamers kwamen pas in 1723 tot stand. In 1726 werd het tweede en grootste gedeelte van het pand gebouwd.

De kloostergemeenschap kende in de achttiende eeuw een grote bloei: ze telde in 1773 veertig leden. In de Franse Revolutie werd het klooster gesloten en de paters verdreven. De kerk en het klooster werden te koop gesteld maar met de hulp van een bankier wist de Gentse prior het geheel terug te kopen zodat het klooster in 1802 kon heropstarten.

Het karmelietenklooster staat bekend om de grote kerk, het ruime kloosterpand en de karakteristieke refter in eenvoudige architectuur, de imposante kloosterbibliotheek en de uitgestrekte tuin met een kluis en een zeventiende-eeuws pesthuisje. 

Allesomvattende Erfgoedwaarde

Het Engels Klooster en het karmelietenklooster zijn grote kloosterdomeinen, allebei gelegen in de historische binnenstad van Brugge en onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis en de ontwikkeling van de stad Brugge en met de geschiedenis en de ontwikkeling van het religieuze leven.

Beide kloosters zijn buitengewone sites met een bijzonder hoge erfgoedwaarde die alomvattend is. 

"Beide kloosters zijn buitengewone sites met bijzonder hoge erfgoedwaarde" 

De erfgoedwaarde van de kloostergebouwen, bijhorende panden en grote kloostertuinen kan moeilijk overschat worden. De gebouwen zijn beschermd. De tuinen – telkens een hectare groot – zijn oases van rust in de stad. Ook de erfgoedwaarde van het roerend patrimonium is onbetwistbaar: het meubilair, de gebruiksvoorwerpen en de kunstobjecten getuigen van de geschiedenis van de kloosters en hun bewoners en ze illustreren ook het vakmanschap, de talenten en de inspiratie van de vaklui en kunstenaars die ze gebouwd en gecreëerd hebben. 

Bovendien hebben beide kloosters waardevolle bibliotheken en archieven. Het Engels Klooster heeft een mooie bibliotheek en bewaart in het archief interessante kronieken en handschriften (onder meer van Guido Gezelle, Albrecht Rodenbach en Hugo Verriest). Het klooster van de Ongeschoeide Karmelieten beschikt over een intacte kloosterbibliotheek met ruim vijftigduizend boeken en enkele waardevolle wiegedrukken.

Maar ‘Sacred Books | Secret Libraries’ focust ook en vooral op de spirituele erfgoedwaarde van de sites: de spiritualiteit en de levenswijze van de religieuzen, hun gebruiken en de rituelen van de kloosters vormen het uitgangspunt voor het project. ‘Sacred Books | Secret Libraries’ gaat dus verder dan materieel en immaterieel erfgoed: dit project ontsluit geestelijk erfgoed.